Almelo trekt F35 door, het wachten is nu op traject Borne

De gemeente Almelo is van plan om dit jaar het fietspad tussen de Aalderinkssingel en het ROC van Twente om te toveren tot fietssnelweg. Vanaf daar wordt de F35 aangesloten op de Ambstraat, waar al enige tijd een stuk fietssnelweg ligt.

De fietssnelweg krijgt zo steeds meer vorm. Acht Twentse gemeenten werken er al jaren aan mee en een aantal deeltrajecten ligt er al, zoals het deel Borne-Hengelo-Enschede. In voorbereiding is onder meer het gedeelte tussen Borne en Almelo. De aanleg van dit stuk fietssnelweg is pas in 2023 gepland.

Het voorkeurstracé wordt momenteel besproken. Dat is een route via de noordkant van de spoorlijn tussen Borne en Almelo. Dit tracé scoort hoog qua verkeersveiligheid. Ook is de noordelijke variant een vrij directe verbinding, grotendeels via bestaande wegen. Mede daardoor is deze variant tevens het goedkoopst, ruim 2,2 miljoen euro. Minpunt is het lawaai van voorbij razende treinen.

Het voorkeurstracé is de beste van de drie opties die bureau Goudappel Coffeng onderzocht in opdracht van de provincie Overijssel. Een andere route voert nabij Zenderen langs bestaande wegen ten zuiden van het spoor (Nijreesweg, de Oude Deldenseweg en de Maatkampsweg). Ook is gekeken naar een nieuwe route langs de zuidzijde van het spoor (vanaf station Almelo-De Riet naar de gemeentegrens met Borne). De keus viel dus op het traject langs de noordkant van de spoorlijn (van Anjelierstraat, Verlengde Deldensestraat, richting Grote Bavenkelsweg, waar de oversteek naar de zuidzijde kan worden gemaakt).

Aan de beleving van de F35 van Borne naar Almelo kan overigens nog wel het nodige verbeterd worden, stelt Goudappel Coffeng. Zo is de spoorweg in Borne erg vaak afgesloten, zodat fietsers daar moeten wachten. Een alternatieve route zou uitkomst kunnen bieden.

De F35 wordt een snelle fietsverbinding van 62 kilometer van Nijverdal naar de Duitse grens, met zijtakken van Almelo naar Vriezenveen en van Enschede naar Oldenzaal. Ongeveer een vijfde deel van de aanleg wordt door de gemeenten betaald, het gros komt voor rekening van de provincie Overijssel.