Vrijdag brandt een perceel van 2,5 hectare heidegrond uit, zegt boswachter Ine Nijveld. „Op die manier creëren we ruimte voor jonge, en dus kortere heide. Dat is belangrijk omdat daar veel insecten op afkomen. Andere stukken met hoge heide zijn juist nodig omdat daarin veel vogels nestelen of schuilen.”

De rookpluimen zijn vrijdag tot in de verre omtrek te zien, maar er is geen reden tot paniek. Staatsbosbeheer brandt de heidegrond namelijk niet alleen uit met medeweten van de brandweer, maar doet dat ook op zorgvuldige wijze. „Ten eerste omdat we alleen bij gunstige weersomstandigheden branden. Waait het te hard, dan moet je het natuurlijk niet doen.”

Maar ook omdat vooraf maatregelen zijn genomen: er is een baan heidegrond kort gemaaid, zodat daar de brand stopt. „Vervolgens hebben we de brand tegen de windrichting in aangestoken. Zo brand het veld langzaam en gecontroleerd uit.”

Wie na vrijdag rookpluimen ziet uit het Nationaal Park moet wel de brandweer waarschuwen. Vrijdag is namelijk de laatste dag in het jaar dat er gecontroleerde heidebranden woeden. „Normaal doen we het liever als er nog vorst in de grond zit, maar dat was dit jaar niet mogelijk. Gelukkig is de grond nog wel koud genoeg. Na vandaag doen we het niet meer omdat het broedseizoen voor de vogels begint. Die zitten nu trouwens nog niet in het gebied dat we laten uitbranden, dat is door een ecoloog grondig gecontroleerd.”